De zoektocht naar de Poolse werknemer die met een dwarslaesie de bouwplaats verliet
Door gebrekkige registratie is van lang niet alle arbeidsmigranten bekend waar zij verblijven. Dat kan grote gevolgen hebben, bijvoorbeeld na een ongeval. „Het gebeurt dat arbeidsmigranten na een bedrijfsongeval onvindbaar zijn”, zegt Inspectie SZW. Hoe kan het dat deze werknemers zomaar kunnen verdwijnen? Wie helpt ze? En is er wel een vangnet voor een arbeidsmigrant die van de steiger valt?
Bron: Pointer (KRO-NCRV), ReportersNL, zondag 19 september 2021.
1 mei 2015
Het moet iets na elven in de ochtend zijn geweest als Mariëlle Roelofsen van FNV Bouw op vrijdag 1 mei 2015 haar telefoonscherm ziet oplichten. Ze wordt gebeld vanaf een bouwplaats in Deventer, waar op dat moment gewerkt wordt aan de bouw van het nieuwe stadhuis. De persoon aan de andere kant van de lijn klinkt aangeslagen. Er is een ernstig ongeluk gebeurd. De slachtoffers? Twee Poolse arbeidsmigranten. Een van hen lijkt er ernstig aan toe.
Roelofsen haast zich naar de plek des onheils, wat voor haar allang geen onbekend terrein meer is. Ze komt geregeld op de plaats waar het nieuwe stadhuis van Deventer moet verrijzen. “De reden daarvoor was gelijk werk – gelijk loon. Dat betekent dat arbeidsmigranten die hetzelfde werk verrichten als Nederlandse arbeiders daar ook hetzelfde loon voor moeten krijgen.” Volgens Roelofsen was dat op de bouw in Deventer niet het geval.
De bouw in Deventer loopt grote vertraging op. Roelofsen: “Het zijn met name de arbeidsmigranten die de vertraging inlopen. Zij vonden het niet erg om om 05.00 uur op de bouw te staan en wilden ’s avonds ook langer doorwerken.” Eerder waren Roelofsen en haar collega een aantal arbeidsmigranten al eens nagereisd om met ze te praten over hun werkomstandigheden. “We kwamen helemaal onder in Brabant uit. Ze moesten dus een paar uur rijden voordat ze ’s ochtends op de bouw en ’s avonds weer thuis waren.” Geen van de arbeidsmigranten wilde toen met hen praten.
Door de lange keten aan onderaannemers duurt het even voordat Roelofsen in beeld heeft bij wie de slachtoffers in dienst zijn. “Het was echt een kerstboomverlichting aan onderaannemers.” Ze checkt diezelfde ochtend of er melding van het ongeval is gedaan bij de Inspectie SZW. Dat is het geval, er wordt onderzoek verricht.
‘Alsof er iets door het ijs zakte’
Tomasz (*gefingeerde naam) en zijn Poolse collega’s zijn vrijdag 1 mei 2015 al vroeg op de bouwplaats in Deventer. Het belooft een mooie dag te worden. Tomasz gaat namelijk diezelfde dag voor een lang weekend naar huis, in Polen. Hij is uitzendkracht en werkt sinds twee maanden op deze bouwplaats. Omdat de bouw achter loopt op schema, wordt met man en macht gewerkt om de achterstand in te halen. Het is er druk, maar die vrijdagochtend lijkt er geen haast te zijn. De Poolse mannen krijgen alle tijd voor hun klus. Toch gaat het rond 10.30 uur die ochtend gruwelijk mis.
Tomasz is bezig met opruimwerkzaamheden voor hoofdaannemer BAM. Hij en zijn collega’s zijn in dienst bij een uitzendbureau en worden ingeleend door een onderaannemer. Op het moment van het ongeval zijn ze namens die onderaannemer in opdracht van BAM werkzaamheden aan het uitvoeren. Tomasz gebruikt daarvoor een heftruck. Als hij over een betonnen hijsluik rijdt, blijkt die niet draagkrachtig genoeg om het gewicht te dragen. Hij zakt met de heftruck door de luiken en komt een verdieping, circa 3 meter, lager terecht. Een getuige zal het later omschrijven ‘alsof er iets door het ijs zakte.’ De paniek is groot. Er vallen twee slachtoffers. Tomasz lijkt er ernstig aan toe.
Mariëlle Roelofsen en haar collega zoeken hem op in het ziekenhuis. “Er werd ons verteld dat hij naar een revalidatiecentrum was gebracht, maar niemand kon of mocht verder iets zeggen.” Een tijd lang gaan ze tijdens hun lunchpauze naar revalidatiecentrum Roessingh in Enschede in de hoop dat ze hem ergens aantreffen. “Eén keer mochten we de kamer op, maar toen was hij niet aanspreekbaar. Een tijd later hoorden we dat hij was teruggekeerd naar Polen.”
Ze maakt zich zorgen om zijn toestand, maar kan niets meer voor hem betekenen. “Als ze bij ons uit beeld zijn, kunnen we niets meer doen. Het zijn net nomaden, je weet niet waar ze zijn. Soms zie je ze weer verschijnen op een andere bouw of plek, maar als ze weg zijn is er geen mogelijkheid tot contact.”
‘Arbeidsmigranten zijn wel eens onvindbaar’
Het is 2021 en niemand lijkt te weten waar Tomasz en zijn collega nu zijn. Via een Wob-verzoek wordt door deze redactie het rapport van de Inspectie SZW opgevraagd. Daarin zijn weliswaar contactgegevens en ernst van het letsel vanwege privacyredenen weggelakt, maar er staat wel een passage in waar gemeld wordt dat een van de slachtoffers is bijgestaan door Tijbout Letselschadespecialisten. Het andere slachtoffer is niet gehoord. ‘Hij is behandeld in het ziekenhuis en mocht daarna het ziekenhuis verlaten’, zo is in het rapport te lezen. Hij is echter nooit meer teruggekeerd op de bouw.
Op de vraag waarom het tweede slachtoffer niet als getuige is gehoord, kan de Inspectie SZW geen antwoord geven. “De destijds betrokken inspecteurs zijn niet meer werkzaam bij de Inspectie SZW”, zo laat woordvoerder Elizabeth Palandeng weten. Wel zegt ze dat het met enige regelmaat voorkomt dat een arbeidsmigrant slachtoffer wordt van een arbeidsongeval en, als het slachtoffer in staat is om te reizen, terugkeert naar het land van herkomst.
Tomasz zou in het bezit zijn van een heftruckcertificaat, maar het certificaat is nergens opgenomen in de stukken van de inspectie. Omdat de destijds betrokken inspecteurs niet meer werkzaam zijn bij de inspectie komt er geen antwoord op de vraag of de juistheid van de certificaten gecheckt zijn. Mariëlle Roelofsen van FNV Bouw geeft aan zelden mee te maken dat een Poolse arbeidsmigrant een heftruckcertificaat heeft naar Nederlandse maatstaven. “Gelukkig is daar de laatste jaren wel meer toezicht op gekomen.” Overigens wordt nergens genoemd dat het slachtoffer VCA, een certificaat om de veiligheid op de werkplek te vergroten, heeft. “En dat is absoluut heel belangrijk op een bouwplaats.”
Op de vraag of het vaker voorkomt dat een arbeidsmigrant na een ongeval niet meer gehoord kan worden, antwoordt Palandeng: “Het komt bij arbeidsongevallen inderdaad wel eens voor dat het slachtoffer onvindbaar is wanneer arbeidsinspecteurs ter plaatse komen. De inspecteurs proberen dan om contact te leggen, door via de werkgever of het uitzendbureau aan contactgegevens te komen, maar dat lukt niet altijd.” Volgens de Inspectie SZW komt dat omdat contactgegevens zijn verouderd of omdat het verblijfsadres in het buitenland niet bekend is.
BAM
Als gevolg van het ongeval op 1 mei 2015 krijgt hoofdaannemer BAM Bouw en Techniek Regio Oost een boete opgelegd door de Inspectie SZW. “Een boete wordt opgelegd aan het bedrijf die de hiërarchische verantwoordelijkheid heeft. Het bedrijf waarvoor het slachtoffer opdrachten uitvoert”, legt Hans Wentink, Safety Director bij BAM Bouw en Vastgoed uit. Tomasz verrichtte in dit geval opruimwerkzaamheden voor BAM. “Maar het bedrijf waarbij een slachtoffer in dienst is, is verantwoordelijk voor de nazorg.”
Wentink is als Safety Director medeverantwoordelijk voor onder andere het veiligheidsbeleid. Hij is sinds 2018 in dienst bij BAM en kent het betreffende ongeval niet persoonlijk. “In de jaren na 2015 is er veel gebeurd op het gebied van veiligheid, ook voor arbeidsmigranten, maar het blijft belangrijk om daar aandacht voor te vragen.”
Volgens Wentink bestaan de bouwplaatsen van BAM voor meer dan de helft uit onderaannemers. “En ongeveer de helft van de werknemers bij die onderaannemers zijn niet Nederlands. Het aandeel arbeidsmigranten is dus aanzienlijk.” Daarbij is de keten van onderaannemers soms lang. “Officieel mag een onderaannemer maximaal twee keer doorleggen. Dat betekent zoveel als uitlenen aan een andere partij. In de praktijk weten we echter dat dat vaker gebeurt. Een aantal jaren geleden was het ingewikkeld om goed inzicht te krijgen in de vaak lange keten. ID, certificaten en PBM’s (persoonlijke beschermingsmiddelen) werden wel gecheckt, maar niet iedereen heeft natuurlijk altijd zijn certificaten bij zich. Er ging veel op basis van vertrouwen. De systemen waren ook gewoon nog niet zover. Gelukkig werkt dat nu anders.”
BAM stelt verschillende eisen aan de onderaannemers en uitzendbureaus waar zij mee werken. “Een voorbeeld daarvan is een A1-verklaring voor arbeidsmigranten. Een bewijs dat ze in Nederland verzekerd zijn voor sociale verzekeringen.” Daarnaast werkt BAM sinds twee jaar met een Bouwpas. “Met deze digitale pas registreren we iedereen die op een bouwplaats loopt en weten we over welke certificaten iemand beschikt. Beschik je niet over de juiste certificaten? Dan kom je bij ons de bouw niet op.”
Met de Bouwpas is er inzicht in hoe vaak er wordt doorgelegd en is bekend welke nationaliteit op welke bouwplaats werkzaam is. Wentink: “Daar kunnen we onze toolboxmeetings weer op aanpassen.” Inmiddels kennen meerdere grote bouwbedrijven een dergelijke constructie.
Al meer dan tien jaar pleit vakbond FNV voor een Bouwplaats-ID op álle bouwplaatsen in Nederland, ook de kleinere. Om inzichtelijk te maken wie er op een bouwplaats rondloopt en wie voor wie verantwoordelijk is. Wentink: “Als er een goed systeem komt dat voor alle partijen goed werkt, moedigen wij dat alleen maar aan.”
Bouwplaats-ID
“De Bouwplaats-ID brengt de hele keten in kaart en daarmee is meteen herleidbaar wie voor wie werkt. Dat helpt enorm, ook na een ongeval.”, vertelt Hans Crombeen, sectorbestuurder FNV Bouw. Diploma’s en veiligheidscertificaten worden beter gemonitord, wat volgens Crombeen zorgt voor meer veiligheid op alle bouwplaatsen, niet alleen de grote. “Bovendien werkt het frauduleuze praktijken tegen. Zo is opgenomen onder welk contract of cao iemand valt. Onderbetaling wordt daarmee tegengegaan. En mocht een bedrijf zich daar toch schuldig aan maken, dan is er direct inzicht in wie er nog meer werkzaam is voor dat bedrijf.”
Het plan ligt al geruime tijd klaar. Crombeen: “We kregen zelfs subsidie van het Ministerie SZW omdat zij ons idee zo goed vonden. Op dit moment ligt het echter volledig stil. Het plan is kant en klaar, maar het ministerie vond dat het niet algemeen verbindend verklaard kon worden. Tevens was het privacy gedeelte ingewikkeld, terwijl wij een vuistdik onderzoeksrapport hebben liggen dat aantoont dat het kan met de privacywetgeving. Er zou in januari dit jaar een reactie komen van het Ministerie SZW, maar die is uitgebleven. Hoewel een Bouwplaats-ID nu heel hard nodig is, voelt het als trekken aan een dood paard.”
Letselschade
Terug naar Tomasz en zijn collega. Tomasz heeft het geluk dat hij de weg weet te vinden naar een letselschadespecialist. Wouter Hensbergen, mededirecteur van Tijbout Letselschadespecialisten, geeft aan dat zijn bureau inderdaad een van de slachtoffers heeft bijgestaan. Hoewel Hensbergen deze zaak niet zelf heeft behandeld, weet hij er wel wat vanaf. Hij heeft namelijk samen met zijn collega het slachtoffer bezocht in Polen.
Tijbout Letselschadespecialisten behandelde in 2005 hun eerste Poolse zaak. Inmiddels hebben ze zo’n 250 tot 300 lopende dossiers. Niet alle arbeidsmigranten weten echter de weg naar een belangenbehartiger te vinden, terwijl ook zij recht hebben op een letselschadetraject. Volgens Hensbergen is dat overigens haast niet te doen zonder belangenbehartiger. “Het komt voor dat een werkgever zegt dat ze het traject maar moeten stoppen omdat anders het contract niet wordt verlengd. We kennen ook verhalen van mensen die gevraagd werden om in een busje naar Polen te stappen. Als het slachtoffer dan niets onderneemt, gebeurt er ook niets.”
Hensbergen: “Poolse mensen zijn geen klagers en willen een zaak graag snel regelen. Maar ze zijn vaak wel afhankelijk van hun werkgever of uitzendbureau. Na een ongeval wordt het contract van een arbeidsmigrant meestal niet verlengd. In veel gevallen zit huisvesting aan het contract gekoppeld en dus staan ze soms zomaar op straat. Met letsel. In sommige gevallen mogen ze in hun huis blijven, maar moet er wel voor betaald worden. Dat is lastig zonder inkomen. Bovendien hebben Poolse arbeidsmigranten wel een zorgverzekering, maar die is echt basis. Kosten voor bijvoorbeeld fysiotherapie worden niet vergoed. We zien gebeuren dat medische behandelingen niet afgemaakt worden. Simpelweg omdat het geld er niet voor is. Slachtoffers gaan dan liever naar Polen waar de behandelingen een stuk goedkoper zijn.”
Volgens Hensbergen is het belangrijk dat slachtoffers na een ongeval gewezen worden op het bestaan van een belangenbehartiger. “Dat gebeurt nu vaak door vrienden en kennissen of door een tussenpersoon. De verzekeraar moet mensen bovendien wijzen op het recht van een belangenbehartiger, maar die verzekeraar komt vaak pas later in beeld.” Hensbergen roept bedrijven dan ook op om meteen melding te maken bij hun verzekeraar en zich niet persoonlijk aangesproken te voelen. “In de wet is het nu eenmaal zo geregeld dat werkgeversaansprakelijkheid behoorlijk ver reikt. In de praktijk duurt het vaak een half jaar voordat een ongeval gemeld wordt. Zorg dat je verzekeraar het oppakt, want Poolse werknemers lijden meteen al schade.”
Zaak Tomasz
De zaak van Tomasz is in 2018 tot een afwikkeling met de verzekeraar gekomen. Hensbergen: “Dat betekent dat hij een schadevergoeding heeft gekregen. Vanwege de aard van het letsel, Tomasz heeft een dwarslaesie opgelopen, is zijn huis aangepast en is er een aangepaste auto aangeschaft. Hij is goed geholpen en het gaat naar omstandigheden goed met hem.”
Tomasz zelf wil niets over het ongeval en de gevolgen daarvan kwijt. Hij laat desgevraagd aan het team van Tijbout Letselschadespecialisten weten: “Ik wil niet herinnerd worden aan het ongeval en wil het er ook niet meer over hebben. Ik heb het hoofdstuk afgesloten.” Op de vraag hoe het met zijn toenmalige collega gaat, antwoordt hij: “Mijn collega staat er precies hetzelfde in, hij wil niets meer met het ongeval te maken hebben. Hij weet dat hij bepaalde rechten heeft.”
Er worden geen contactgegevens van zijn collega verstrekt. De collega, het tweede slachtoffer, is daardoor zelf niet te bereiken voor commentaar. Het is onbekend hoe het nu met hem gaat. Hensbergen: “Kennelijk was hij wel op de hoogte van de mogelijkheden, maar wilde hij daarvan geen, of in ieder geval niet via ons kantoor, gebruikmaken.”
Kader
Een aantal toonaangevende bouwondernemingen en opdrachtgevers hebben een Governance Code Veiligheid in de Bouw opgesteld. Daarin zijn gezamenlijke uitgangspunten en kernwaarden op het gebied van veiligheid vastgelegd. Inmiddels hebben ruim 1000 bedrijven de code onderschreven. Het doel: de veiligheidscultuur in brede zin verbeteren. Hans Wentink, BAM: “Daar is nog zeker een slag te slaan. Niet alleen bij werknemers, maar ook bij opdrachtgevers. Opdrachtgevers moeten zich bewust zijn van de verantwoordelijkheid die ze hebben. Er wordt nog te vaak gepusht om een project zo snel mogelijk af te hebben, maar men moet zich realiseren dat als er op een eerlijke en veilige manier gebouwd wordt, dat tijd en geld kost. Uiteindelijk verdient zich dat altijd weer terug.”
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.
Bron: https://www.tubantia.nl